In het zuidelijke deel van Afrika ligt Namibië, een prachtig land aan de Atlantische Oceaan. Ook de Caprivistrook behoort tot Namibië: dit is een smalle strook land tussen Botswana, Angola en Zambia. Dit geeft dat het land een nogal vreemde landsgrens heeft, met een uitstulping in het noordoosten. Door de Nederlandse overheersing eind 18de eeuw zit wel wat Nederlands in Namibië ingeburgerd. Dit reflecteert vooral in de plaatsnamen. Ook de Britten en de Duitsers hebben in Namibië een tijdje zeggenschap gehad.

Naar Namibië moet je gaan om de woestijn te zien. De bekendste is de Namib-woestijn, die ongeveer langs de kustlijn loopt. De woestijn hier bestaat voornamelijk uit zand en zandduinen, hoewel meer landinwaarts het landschap verandert naar een meer grindachtige ondergrond. Korte grassen en typische struiken komen wel voor, maar omwille van het feit dat maximum 80 mm regen per jaar valt, is andere begroeiing uitgesloten. In de halfwoestijnen en savannes die meer in het binnenland voorkomen, zitten wel andere vegetaties. Een typische is wel de Afrikaanse baobab of apenbroodboom: een breedstammige boom die eenieder met het zicht van Afrika associeert.

Wie naar Namibië wil, zal per vliegtuig gaan. Rondreizen daar doe je meestal georganiseerd, op savannetocht of safari. De beste manier om alle natuurpracht te aanschouwen zonder iets te missen is met een georganiseerde reisleiding. Normaal gesproken verblijf je op zo'n trip in goede hotels en is catering voorzien, zodat je ondanks de vele ervaringen toch ontspannen kan terugkomen.